Leer der openbare financiën fiscaal recht hoorcollegesHoorcollege 1
In termen van BBP zijn de volgende termen zo hoog: - Uitgaven: 39,7% - Tekort: 3% - Overheidsschuld: 49,5% - Inkomsten: 36,9% - Rente: 1,6% - Inflatie: 13,6%
Overheidsschuld= StroomgrootheidOverheidssaldo= voorwaardgrootheid
Omvang collectieve sector - Omvang van de collectieve sector vaak afgemeten aan de collectieve uitgavenquote: o Collectieve uitgaven asl percentage van BBP - In NL is de collectieve-uitgavenquote 44% - Cijfer verandert in de tijd en verschilt tussen landen
Collectieve-uitgavenquotes in verschillende Europese landen in 20 jaar tijd - Meer variatie tussen landen dan in de tijd - VS: 35 tot 40% - VK 40-45% - NL: rond de 50% - Frankrijk België Zweden: hoger
Collectieve-uitgavenquotes in verschillende Europese landen - In de meeste landen stijging rond 2009/ - De grote recessie o Crisis impliceerde meer uitgaven Aan redding banken en sociale zekerheid (werkloosheids- en bijstandsuitkeringen) o Crisis impliceerde minder inkomsten: Belastingen en socialezekerheidspremies o Crisis sorteerde en noemereffect Een lager BBP Want, collectieve- uitgavenquote= collectieveuitgavenquote (teller)/ BBP(noemer)
Ontwikkeling in Nederland vanaf 1850 - Tot wo 1: collectieve uitgavenquote 10 tot 15% - Na een oorlogspiek steeg de quote tot zo’n 20% - Flinke stijging in de dertiger jaren the great depression - Tweede oorlogspiek na WO2 Marshallhulp.
- Daarna verdubbeling uitgavenquote a.g. de ontwikkeling van de welvaartsstaat tot 60% in 1983. Stopte in 1985 door druk die dit gaf op de economie, arbeid werd te duur etc.
- Daarna bezuiningspolitiek resulterend in een daling tot minder dan 50%
- Sinds de crisis in 2009 weer stijging uitgavenquote.
Rol van de overheid in de economie - Collectieve-uitgavenquote is een onvolledige maatstaf voor de rol van de overheid in de economie o Overheidsbedrijven en staatsdeelnemingen 30 staatsdeelnemingen, waaronder Gasterra, DNB, NS, Prorail en Tennet o Belastinguitgaven Aftrekposten, vrijstellingen, verlaagde belastingtarieven o Regelgeving Geboden en verboden, vergunningne, economisch beleid in de vorm van wetten o Risicoregeling Garanties, achterborgstellingen Eind 2015 200 miljard o Internationale vergelijking lastig vanwege deze vier factoren
Theorieën ter verklaring van de dynamiek van collectieve uitgaven (videoclip bekijken).
Wetten en wetmatigheden - relatie tussen werkloosheid en economische groei o u-uN = -β(Y-YFC) o C= 299.792 m/s (geen cm meer of minder) o β = 0,4 (tussen 0,15 en 0,8) - Variatie β tussen landen en tijdsperioden o Oostenrijk: <0,15, Spanje:>0, o NL<1995: 0, o Nl>1995: 0, - Maar, een wetmatigheid is anders dan een toevallige correlatie: o Wanneer economische groei toeneemt daalt werkloosheid vrijwel altijd en vrijwel overal.
Inkomsten van de overheid - Rol van sociale-zekerheidspremies o Volks- en werknemersverzekeringen - Andere inkomsten o Dividenden, verkoop aandelen, boetes, gasbaten (in 2013 nog 2,5% BBP).
Collectievelastendruk - Collectievelastendruk gedefinieerd als collectieve lasten als fractie van het BBP o Oftewel, totale inkomsten van de collectieve sector in termen van BBP - ‘Nadeel’ van begrip collectieve lasten
Corrigeert niet alleen voor de conjuncturele component, maar ook voor incidentele factoren Denk aan opbrengsten telecomveiling, redding van een bank etc.
- Overheidsfinanciën sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de macro-economie.
- Sociale zekerheid en gezondheidszorg grote uitgavenposten: o Vergrijzing van de bevolking.
Hoorcollege 2:Basisfuncties van overheidsbeleid - Stabilisatiefunctie o Conjunctuur - Allocatiefunctie o Marktfalen - Verdelingsfunctie o Rechtvaardige inkomensverdeling - Extra: redder in nood in een crisissituatie.
Marktwerking - Het klassieke model van de micro-economie - Ga uit van de volgende voorwaarden o Consumenten handelen rationeel o Producenten handelen rationeel o Markt is doorzichtig, d.w. alle informatie is aanwezig die nodig is om de beslissingen te kunnen nemen o Geen van de producten of consumenten heeft marktkracht. - Onder deze voorwaarden levert marktwerking ideale uitkomsten o Prijs komt uit op niveau waarbij consumenten maximaal nut bereiken en producenten maximale winst o Er resulteert een evenwicht: vraag= aanbod o Immers, noch consumenten, noch producenten hebben reden om een andere uitkomst na te streven. - Het evenwicht is pareto-optimaal o De overheid kan de marktuitkomst niet verbeteren. Probeert ze dat toch, dan zullen sommigen in de samenleving erop achteruitgaan. - Is aan de veronderstelling van dit klassieke model in de praktijk voldaan? o Nee, in letterlijke zin niet. o Consumenten gedragen zich lang niet altijd rationeel; behavioral economics. - Voor producenten geldt hetzelfde - Niet iedereen beschikt over alle relevante informatie - In werkelijkheid zijn markten niet atomistisch. - Consequentie van dit marktmodel: overheid moet o Zorgen voor voldoende concurrentie Tegengaan van niet-natuurlijke monopolies Tegengaan van kartelvorming Bevorderen vrije toe- en uittreding o Zich onthouden van interventie
Belastingen, subsidies, regelgeving Minimum- of maximumprijzen Quota
- Uitkomst dat vrije marktwerking resulteert in een pareto-optimale uitkomst leuntsterk op ontbreken van marktfalen:o Er is sprake van voldoende concurrentie Geen machtsposities, zoals bij monopolieo De markt is voldoende transparant, d.w. relevante informatie is beschikbaar Er zijn geen informatie-assymetrieën.o Afwezigheid externe effecteno Afwezigheid publieke goederen
De stelling dat de overheid zich moet onthouden van ingrijpen op markten, tenzij sprake isvan marktfalen... - Is geen pleidooi voor kleine overheid - Noch een pleidooi voor een grote overheid - Maar een pleidooi voor een economie waarin elke vorm van overheidsbeleid gelegitimeerd is - Een pleidooi voor een geleid markteconomie waarin overheid en markt elkaar aanvullen.
2 Zorg voor voldoende concurrerende markten- Antikartelbeleid - Tegengaan van kartelvorming o Kartels impliceren monopoliemacht - Beleid op Europees en nationaal niveau - Onderkennen van kartels is lastig, want gebeurt stiekem.
2 zorg voor voldoende concurrerende markten—asymetrische informatie - Enkele voorbeelden: - Consumenten missen informatie over kwaliteit levensmiddelen o VWA - Idem, over kwaliteit geneesmiddelen o CBG - Idem, over dienstverlening financiële sector o AFM
3 Externe effecten - Wanneer is er sprake van externe effecten? o Niet meenemen effecten eigen beslissingen op anderen o Niet meenemen effecten eigen beslissingen op zichzelf in de toekomst.
3 Externe effecten van eigen beslissingen op anderen - Rol van egoïsme of gebrek aan altruïsme - Wet van de grote aantallen - Voorbeelden te over: o Milieuvervuiling Consumenten en producten
4 Pure publieke goederen - Probleem met pure publieke goederen is dat ze op een competitieve markt niet zullen worden voortgebracht, ook als consumenten in de publieke goederen geïnteresseerd zijn. o Free-rider probleem, je hebt baat bij de goederen ook als je niet meebetaalt. - De oplossing is dat een collectiviteit de voortbrenging van deze publieke goederen ter hand neemt. o In een contract kan de financiering worden geregeld. - Maar: organisatie van collectiviteit met vastlegging afspraken in contracten kostbaar - Vandaar: overheid die dit kan regelen via belastingen
4 Exclusieve publieke goederen. - Ideeën o Te definiëren als blauwdruk voor nieuwe producten o Denk bijvoorbeeld aan Ford’s assembly line, de stelling van pythagoras, de iPad. - Ideeën zijn exclusief als sprake is patentwetgeving. - Patentwetgeving is cruciaal: zonder de juiste financiële prikkels weinig technologische vooruitgang o Volgens Douglas North zou er zonder goede patentwetgeving geen industriële revolutie hebben plaatsgevonden
- Averechtse selectie op verzekeringsmarkten
- Asymmetrische informatie bij verzekeringen o Verzekeringsnemers hebben meer informatie dan verzekeraar
- Dit speelt bijvoorbeeld bij ziektekostenverzekering
- Dit maakt private verzekeringen lastig o Verzekeraars die de kans op ziekten niet kennen, zullen een gemiddeldepremie in rekening brengen
- Het gevolg: averechtse selectie o Sommige risico’s sluiten wel een verzekering af, anderen niet.
- De laagste risico’s zullen de premie te hoog vinden en geen verzekering afsluiten
- Bijgevolg blijven enkel de hogere riscio’s over en zal de premie hoger moeten worden gesteld
- Daardoor haken de laagste risico’s ook af en dient de premie verder te worden verhoogd.
- In theorie kan dit zover doorgaan dat niemand een verzekering afsluit, ook wanneer iedereen een verzekering zou willen afsluiten.
- Voorbeeld: Massachusetts hervorming van 2006; iedere amerikaan in die stad moest zich verzekeren tegen ziektekosten of flinke boete betalen
- De onderzoekers bekeken of de verplichtstelling tot lagere kosten per verzekerde leidde. Zo ja, dan was er sprake van averechtse selectie voor de hervorming
- Inderdaad daalden de kosten per verzekerde.
Take home messages - Allocatiefunctie overheid betekent:
o Tegengaan van een gebrek aan concurrentie op goederen- en dienstenmarkteno Ingrijpen in geval van marktfalen Externe effecten Publieke goederen Averechtse selectie.
HC3 Stabilisatie- en verdelingsfunctieStabilisatiefunctie - Economie groeit niet constant - Er is sprake van een conjunctuurbeweging o Dan weer groeit de economie harder dan gemiddeld, met stijgende prijs- en looninflatie en stijgende rente o Dan weer minder hard dan gemiddeld, met dalende prijs- en looninflatie en dalende rente - Economische theorie achter conjunctuur is mix van economie en psychologie o 1. Stel economie draait al enige tijd goed o 2. Mensen worden (te) optimistisch en gaan meer consumeren en meer investeren o 3. Aandelenkoersen en huizenprijzen gaan omhoog, kredietverlening neemt toe o 4. Productie en werkgelegenheid gaan omhoog, wat het optimisme versterkt. o 5. De boom gaat echter ook met loon- en prijsinflatie gepaard, totdat Producten te duur worden en export inzakt De rente stijgt wat investeringen weer remt Rendement op investering tegenvalt (overcapaciteit) Rente op kredieten meer gaat knellen o 6. Teruglopen economische groei en oplopende werkloosheid zorgen ervoor dat langzaam optimisme verdwijnt en later pessimisme de overhand krijgt o 7. Dan treedt neerwaartse spiraal op (omgekeerde van 1 t/m 5). - Onderzoekers van de conjunctuurgolf zijn het oneens over de lengte van de golf. - Nelson en Plosser (1982): o De dynamiek van economische variabelen zoals het BBP kent geen mean reversion - De dynamiek laat zich beter beschrijven als een random walk - Kenmerkend voor random walk: o Kans op stijging of daling onafhankelijk van uitgangspositie o Vrij vertaald: kans op recessie even groot wanneer de economie al jaren booming is als wanneer de economie net een recessie achter de rug heeft. - Toch is steeds weer een golfbeweging zichtbaar - Overheid kan deze (conjunctuur-)golf dempen en zo de economie stabiliseren. - Instrumenten van stabilisatiebeleid o Twee voorbeelden: passief (Automatische stabilisatoren) & actief
- Kredietrisico o Overeenkomst is dat financiers in beide gevallen een risico lopen, of ze nu geld uitlenen aan personen of bedrijven of aan overheden o Personen of bedrijven komen niet voor krediet in aanmerking als de risico’s te groot worden geacht o Bij obligaties uitgegeven door overheden wordt vaak een hogere rente in rekening gebracht wanneer de risico’s te groot worden geacht.
Overheidsschuld - Doordat overheden gemakkelijker dan individuele personen schulden kunnen aangaan, ervaren overheden (beleidsmakers) minder prikkels om uitgaven laag te houden. - Financiële markten kunnen disciplinerend werken o Vraag hoge rentes aan die landen met onverantwoord budgettair beleid - Echter, financiële markten werken niet altijd goed - Het gevolg: o Overheden kunnen te veel geld uitgeven Geld kan worden uitgegeven aan weinig efficiënte zaken o Financieringstekorten zijn te hoog en overheidsschulden groeien te hard - Een te hoge overheidsschuld kan financieringsproblemen geven o Dan is herstructurering van schuld nodig o Speelt niet in Nederland - Een oplossing kan zijn balanced budget policies o In dat geval zijn financieringstekorten niet toegestaan o Nadeel is dat de overheid ook geen stabilisatiebeleid kan uitvoeren Niet actief Niet passief.
- Verdelingsfunctie
- Uitkomst vrije-marktwerking: o Geen werk geen inkomen, tenzij o Private verzekering: problemen van acceptatie en premiedifferentiatie o Uitkomst maatschappelijk niet acceptabel o Mensen die buiten hun schuld om werkeloos raken, moeten zich verzekerdweten van een fatsoenlijk inkomen o Hetzelfde geldt voor mensen die buiten hun schuld om ziek ofarbeidsongeschikt raken of te oud zijn om nog te werken o Dit verklaart het bestaan van collectieve verzekeringen bij werkloosheid,ziekte, arbeidsongeschiktheid en pensioen.
- Een andere uitkomst van vrije-marktwerking is dat werknemeers door werkgevers kunnen worden uitgebuit:o Onfatsoenlijk lage lonen ofo Slechte arbeidsvoorwaardeno Voor veel mensen is deze uitkomst niet acceptabel
- Dit verklaart het bestaan van het minimumloon en CAO’s.
- De inkomensverdeling van werknemers wordt in het algemeen als te scheef beoordeeld.
- Dit verklaart het bestaan van belastingen en premies op arbeidsinkomen die inkomensafhankelijk zijn.
- Progressieve en proportionele belastingen voldoen beide
- Belastingen zijn ook progressief wanneer het tarief van de belasting voor alle inkomens hetzelfde is, maar over het eerste deel van het inkomen geen belasting hoeft te worden betaald.
- Bentham-progessie
- Primair inkomen secundair inkomen o Inkomensheffingen o Sociale uitkeringen
- Secundair inkomen Tertiair inkomen o Consumptie gebonden belastingen en subsidies
Verdelingsfunctie - De verdeling van het secundaire inkomen is minder scheef dan die van het primaire inkomen - De verdeling van tertiaire inkomen is minder scheef als die van het secundaire inkomen - Het verschil tussen de primaire en secundaire inkomensverdeling is echter veel groter dan dat tussen de secundaire en tertiaire inkomensverdeling: o Belastingen en sociale zekerheid dus niet meer herverdelend dan aan consumptie gerelateerde belastingen en subsidies. - Gini-coëfficiënt o Indicator van scheefheid inkomensverdeling in een land o Tussen 0 en 1 o 0 iedereen heeft zelfde inkomen o 1: één persoon heeft al het inkomen in een land. - Vermogensverdeling is niet hetzelfde als inkomensverdeling - De Gini-coëfficiënt van de vermogensverdeling is 0. o Wat ontbreekt in de berekeningen zijn pensioenaanspraken en kapitaalverzekeringen o Worden deze meegenomen, dan is de Gini 0, - Vergelijk met de Gini van inkomensverdeling van 0, - Vermogensverdeling wordt vanzelf ongelijker, dus reden voor overheidsingrijpen (Piketty). - Nederland nummer 2 voor meest ongelijke vermogensverdeling.
Take home messages - Stabilisatiefunctie overheid via automatische stabilisatoren - Verdelingsfunctie overheid: omvangrijke herverdeling van inkomens, niet van vermogen.
HC4 Decentrale overheden en de EUInkomsten decentrale overheden - Gemeentes o Belangrijkste financieringsbronnen de algemene uitkeringen en specifieke uitkeringen
Taakverdeling Rijksoverheid en decentrale overheden - Aantal gemeentes in Nederland daalt gestaag - Participatiewet - Wet op maatschappelijke ondersteuning (WMO) - Jeugdzorg - Thuiszorg - Decentrale overheden hebben een bepaalde autonomie, maar zijn ook vaak uitvoeringsinstanties voor de rijksoverheid - Subsidiariteitsprincipe - Argumenten pro decentralisatie: o Betere afstemming voorzieningenniveau/ diversiteit van omstandigheden en preferenties o Betrokkenheid van burgers: beslissen, genieten, bepalen o Meer ruimte voor beleidsinnovatie - Argumenten contra decentralisatie: o Externe effecten o Schaalvoordelen
Uitbreiding gemeentelijk belastinggebied - CPB studie ‘een ruimer lokaal belastinggebied’. - OZB o Hogere huizenprijzen, hogere OZB - Draagkrachtbeginsel - Opbrengsten hogere OZB-heffing terugsluizen via lagere box 1 tarieven kan werkgelegenheid bevorderen - Ramsey principe optimale belastingheffing.
Bevoegdheden van de EU - EU bevoegd: o Handelspolitiek, monetair beleid, staatssteun - Nationale competenties: o Belastingen, sociale zekerheid, (volks)huisvesting - Gemengde bevoegdheden o Landbouw en visserij, milieu, consumentenbescherming, transport, netwerken/infrastructuur, energie, veiligheid en justitie, O&O. - Subsidiariteitsbeginsel - Proportionaliteitsbeginsel
Subsidiariteitstoets - Pro EU o Grensoverschrijdende effecten van nationaal beleid Positief (onderzoeks- & ontwikkelingssubsidies) Negatief (milieu) - Pro nationaal o Aanpassen aan lokale economische omstandigheden en voorkeuren o Leren van diversiteit en experimenteren
Drie functies van de overheid - Allocatiefunctie: o Bewaking voldoende concurrentie op goederen en dienstenmarkten Eurocommissaris voor mededinging o Impact op de meeste beleidsterreinen is mager (behalve landbouw) - Stabilisatiefunctie: o EU budget is geen instrument voor macro-economisch beleid Budget is te klein in termen van BBP Discussie - Herverdelingsfunctie: o Grote uitgaven voor regionaal en sociaal beleid Maar herverdelende werking is beperkt vergeleken met nationale budgetten.
Uitgaven EU: meerjarenkader; EU-uitgavenquote ongeveer 1%.
Instrumenten van financiering - Invoerrechten o Heffingen op invoer uit niet EU-landen - BTW-aandeel o Percentage van de grondslag van omzetbelasting o Dit percentage is vastgesteld op 0. - BPN/BNI-bijdrage o Afdracht is geen vast percentage, maar wordt bepaald door de totale middelen die de EU nodig heeft. - EU heft geen eigen belastingen.
EU: geen eigen middelen - Uitgaven en inkomsten zijn in belangrijke mate vastgelegd - Eu-budget beweegt niet mee met de economie - Vaak gepleit voor eigen autonome heffing, bijvoorbeeld: o Vliegbelasting o Milieubelastingen o Gezamenlijke vpb belasting - Echter, bij onderhandelingen over MFK is afgesproken dat het coronaherstelfonds mag worden gefinancierd door de direct te lenen op de kapitaalmarkten, met als onderpand nieuwe, eigen inkomstenbronnen van de EU, zoals o Opbrengsten uit emissiehandelssystemen o Nog uit te werken ‘tijdelijke’ belastingen op plastics en digitale activiteiten
Discussies over EU budget - Netto positie: rijkere lidstaten dragen meer af, armere (nieuwe) lidstaten ontvangen meer door structuurfondsen o Correcties op contributies, netto positie mag niet te scheef worden o Niet-budgettaire voordelen van EU-lidmaatschap blijven buiten beschouwing.
- SSM
o Uniform toezicht op bankeno Betreft eurogebied, maar EU-landen buiten het eurogebied worden niet automatisch buitengesloteno Uitgevoerd door de ECB vanaf 4 november 2014, in samenwerking met nationale centrale banken.
- Direct onder ECB toezicht staan banken:o Met bezittingen van meer dan 30 miljard euro of meer dan 20% van het BBPvan het land waarin ze gevestigd zijno Die financiële steun ontvangen van de European Stability Mechanism(voorheen European Financial Stability Facility).
- Andere banken in principe onder toezicht van nationale centrale banken
- Stress testso Worden jaarlijks uitgevoerd op zo’n 150 systeembankeno Eu-brede stress tests.
De grote recessie: SRM - Single resolution mechanism o Uniform regime om probleembanken o Instituut betreft die landen die participeren in het SSM o Eventuele financiële steun komt uit het single resolution fund, een fonds dat wordt gefinancierd door de banken zelf en dat zal worden opgebouwd in 8 jaar, beginnend in 2016 o In werking vanaf 1 januari 2016, in samenwerking met nationale centrale banken o Afwikkeling grote banken door Single Resolution Board, die van kleine banken door nationale autoriteiten.
De grote recessie: deposit insurance - Sinds 2010 is het dekkingsniveau in de gehele EU op 100k vastgesteld - Onderhandelingen over een Europees stelsel liggen nu stil
Take home messages - Doelstellingen EU: o Vrede en veiligheid o Vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en arbeid - Uitbreiding EU-beleid o Europese Bankenunie.
HC5: Sociale zekerheid
1 Wat valt onder sociale zekerheid - Sociale inkomensverzekeringen o Volksverzekeringen AOW ANW Wlz Zvw o Werknemersverzekeringen Ziektewet WW WIA - Andere regelingen o Bovenwettelijke uitkeringen, bij Ziekte Werkloosheid Arbeidsongeschiktheid o Sociale voorzieningen Bijstand Kinderbijslag o Inkomenstoeslagen Huurtoeslag Zorgtoeslag Kindgebonden budget Kinderopvang toeslag.
Ontwikkelingen in de tijd - 1980 hoogte punt van sociale zekerheidsquote, rond de 20% van BBP. Nu ongeveer 12%. - Verloop in de tijd van uitgaven sociale zekerheid reflecteert politieke, economische en demografische ontwikkelingen
Verschillende typen regelingen - Volksverzekeringen - AOW o Basispensioen voor personen boven AOW-leeftijd o AOW-leeftijd: vanaf introductie AOW (1956) 65 jaar - 2012: o Stapsgewijze verhogen AOW-leeftijd tot leeftijd van 67 in 2024 o Daarna een automatische koppeling tussen AOW-leeftijd en levensverwachting o V=2/3 X (L-20,64)-(P-67), ofwel o AOW= 2/3x (L-2-,64= 67 V= toename aow-leeftijd L=levensverwachting op 65-jarige leeftijd P= AOW-leeftijd in voorafgaand jar V>0,25 (corona) - AOW
- Bijstand o Sterkere verplichting om aangeboden werk te accepteren
- Privatisering ziekengeldverzekering o Werkgevers moeten loon doorbetalen o Dit geeft een sterkere prikkel tot preventie.
- WAO/WIA o Premiedifferentiatie bedoeld om werkgevers tot meer preventie te prikkelen o Strengere keuringen voor uitkering o Introductie herkeuring o Verlaging uitkering Minder snel volledig arbeidsongeschikt verklaard Strengere eisen ten aanzien van mogelijkheden om te blijven werken.
- Vervroegde uittreding o Vut (omslag) en prepensioen (combinatie omslag en kapitaaldekking) o Verwant aan armoede- en werkloosheidsval door sterke financiële prikkel om van regeling gebruik te maken.
- Vanaf 2005 zijn vut en prepensioen fiscaal onaantrekkelijk gemaakt o Behoudens overgangsregelingen zijn vut en prepensioen verdwenen
- Economische effecten o Arbeidsaanbod verhoogd, vooral van oudere werknemers (wig verlaagd).
- AOW-leeftijd o 1956: 65 jaar o Memorie van toelichting bij invoering wet: verlichting mogelijk door pensioengerechtigde leeftijd te verhogen.
- 12 juni 2012 verhoging AOW- en pensioenrechtleeftijd (Wet VAP)
- Beleid in lijn met dat van veel andere landen, is verklaarbaar vanuit budgettaire druk door vergrijzing en verhoging levensverwachting.
- Economische effecten: verhoging arbeidsparticipatie en verbetering van de houdbaarheid van overheidsfinanciën.
Karakteristieken van socialezekerheidsregelingen - Omslagstelsel o Uitgaven en inkomsten vallen samen, geen fondsvorming (balanced budget) Rijksbijdragen o Alternatief: kapitaaldekkingsstelsel, wel fondsvorming (aanvullende) pensioenen in Nederland. - Verzekeringsbeginsel (von Bismarck) o Werknemersverzekeringen Uitkering en premie afhankelijk van loon - Solidariteitsbeginsel (beveridge) o Volksverzekeringen Uitkeringen voor iedereen even hoog Premie naar draagkracht
Motieven voor overheidsingrijpen - Allocatiefunctie
o Falende verzekeringsmarkten Bepaalde risico’s zijn te groot en dus onverzekerbaar Verzekeraars kunnen specifieke informatie gebruiken om op risico’s te selecteren Verzekerden kunnen informatievoorsprong hebbeno Paternalisme (externaliteit) Belang verzekerde Belang overheid
- Verdelingsfunctieo Sociale zekerheid is sterk herverdelendo Armoede: Relatieve armoedegrens (inkomen <50% procent mediane inkomen. NL: 7,3% OESO: 10%o Absolute armoedegrens: (voor alleenstaande 1040 p/m.) NL:940k personen.
- Stabilisatiefunctieo Werkloosheidregelingen werken als automatische stabilisatoro Ze houden de effectieve vraag op peil wanneer economie minder goed draait.
- Kostenmotief (een collectieve verzekering versus meerdere particuliereverzekeringen)o Schaalgrootteo Besparing op concurrentiekosten (marketing)o Uniformiteit impliceert lage kosten
- Dus concurrentie duurder? Gereguleerde competitie op zorgverzekeringsmarkt?
Economische effecten van verschillende regelingen - Gedragseffecten (moral hazard) o Genereuze regelingen voor werkloosheid Inkomensverdeling Meer werkloosheid en werkloosheid van langere duur Mensen laten zich gemakkelijker ontslaan, zoeken minder hard naar een andere baan en accepteren minder snel een andere baan. o Genereuze ontslagvergoeding Inkomensverdeling Werkgevers bieden geen banen aan oudere werknemers Werkgevers verkiezen flexibele banen boven vaste banen. o Genereuze regelingen voor arbeidsongeschiktheid Inkomensverdeling Groter aantal arbeidsongeschikten Nederland: verborgen werkloosheid, werklozen kwamen in de WAO-regeling terecht. NL internationaal koploper op gebied arbeidsongeschiktheid.
- Genereuze regelingen bij ziekte o Inkomensverdeling